01-11-2020
Het heilige kan ons fascineren en aantrekken, maar... het maakt ons ook een beetje huiverig
Wanneer je aan mensen op straat zou vragen: “Weet je wat voor hoogfeest de katholieke Kerk vandaag viert?”, dan zullen de meesten met de mond vol tanden staan. En wanneer je hen dan het antwoord vóórzegt: “Allerheiligen”, dan zal dat bij de meesten nóg geen herkenning oproepen. Misschien zegt het sommigen iets als je vraagt: “Heb je wel eens van Halloween gehoord?” Dat komt namelijk van “All hallows eve”, dit wil zeggen de vooravond van Allerheiligen (die dus gisteravond werd gevierd/dit wil zeggen vanavond). Maar het feest van Allerheiligen zelf zegt de meesten niets. Ik denk dat één van de voornaamste redenen daarvan is: het verdwijnen van het gevoel voor het heilige. Het heilige is datgene wat ons te boven gaat, dat wat ons hele bestaan omvat en draagt. Datgene wat vast, onveranderlijk en puur is tegenover alles wat wisselvallig en onbetrouwbaar is. Het heilige is een eigenschap die allereerst toekomt aan God de Heer. “Want Gij alleen zijt de heilige, Gij alleen de Heer, Gij alleen de allerhoogste”, zo bidden we in de Mis. Tegenover deze heiligheid van God, die onze schepper en behoeder is, past onze eerbied en overgave en ook een zekere huiver, omdat we beseffen: God gaat ons ver, ja, oneindig te boven.
Dit gevoel voor het heilige is de afgelopen eeuw sterk verdwenen in onze samenleving. Men spreekt wel over de ont-tovering, de de-sacralisatie van de samenleving. De moderne mens ziet zichzèlf eerder als heer en meester over de aarde. En daarom bidt de moderne mens ook steeds minder. Want het heilige, de wereld van God, dat staat allemaal ver van hem af, daar heeft hij nooit mee leren omgaan. Aan de andere kant merk je bij de nieuwe generaties wel een nieuwe openheid voor het heilige, voor het sacrale, voor datgene wat boven het zichtbare uitstijgt. Alleen heeft die nieuwe generatie niet geleerd om daar een vaste plaats aan te geven in zijn leven, dus blijft het meestal bij oppervlakkige ervaringen.
Dat gevoel voor het heilige komt bijvoorbeeld naar boven, wanneer jonge ouders een kindje krijgen en zich verwonderen over het nieuwe leven dat aan hen wordt toevertrouwd en dat zomaar groeit uit zichzelf, met alles erop en eraan. Waar komt het allemaal vandaan? Wanneer je je die vraag begint te stellen, begin je gevoel te krijgen voor het heilige, voor het wonder, en daarmee voor de verborgen werkelijkheid van God, aan wie al wat er is zijn bestaan dankt.
Gevoel voor het heilige, het wonder van al wat bestaat, roept een houding op van eerbied, bewondering en nederigheid, een houding ook van dankbaarheid en aanbidding. Ja, het heilige kan ons fascineren en aantrekken, maar... het maakt ons ook een beetje huiverig. Want wie zijn wij, zondige en eindige schepselen, dat wij zomaar tot God zouden mogen naderen en zijn heiligdom zouden mogen binnengaan?
Maar dat is juist het Goede Nieuws, de Blijde Boodschap van het Evangelie, dat wij, mensen, ondanks onze vergankelijkheid en zondigheid - die ons eigenlijk van de heilige God verwijderen -, tóch tot God mogen naderen. Maar dan niet op eigen kracht, maar door de kracht van het bloed van het Lam, dit wil zeggen door de kracht van Jezus, die voor ons gestorven en verrezen is. Door onze gelovige verbondenheid met Hem, die we bijzonder beleven in het ontvangen van zijn sacramenten, wórden wij geheiligd en wórden wij geschikt gemáákt om voor God te verschijnen en in zijn nabijheid te vertoeven. Daarom beschouwden de eerste christenen de naam "heiligen" als een erenaam. Alle gedoopte christenen werden heiligen genoemd, niet allereerst omdat ze zelf zo goed waren, maar omdat Gód zo goed was, die hen had geheiligd door Jezus Christus.
Daarom gaat naar God alle eer en dank, zoals we hoorden dat in de 1e lezing: “Lof en heerlijkheid en wijsheid en dank, eer, macht en sterkte aan onze God in de eeuwen der eeuwen. Amen”. Ja, zo zingen de heiligen in de hemel; en wij, de gelovigen op aarde, zingen het met hen. Wij vormen immers tezamen met hen één Kerkgemeenschap, één volk van God, één lichaam van Christus.
Het is, zoals we in de geloofsbelijdenis uitdrukken: “Ik geloof in de gemeenschap van de heiligen”. Die heiligen zijn alle christenen, die door de genade van Christus, tot een heilig leven geroepen en begenadigd zijn. Dat zijn dus niet alleen de christenen die vóór ons geleefd hebben en die nu in Gods heerlijkheid zijn, maar ook de christenen van vandaag, die wereldwijd geroepen zijn tot een leven in de Geest van Christus, als waarachtige kinderen van God.
Heiligheid is simpelweg: leven in verbondenheid met God. En dat is iets dat, dank zij Jezus, is weggelegd voor ons allen. Die heiliging van ons leven begint met de genade van ons doopsel, de zogenaamde heiligmakende genade, die ons hart steeds meer afstemt op het hart van Christus, zodat ook op ons zijn zaligsprekingen van toepassing zijn: arm en nederig van geest, medelijdend, zachtmoedig, hongerend naar gerechtigheid, barmhartig, zuiver van hart, vredebrengend, in staat om tegenslag en tegenwerking te doorstaan.
Wanneer wij ons deze evangelische houding van Jezus Christus steeds meer eigen maken, wordt heel ons bestaan en al wat wij denken en doen, tot de meest simpele dingen toe, geheiligd en in verbinding gebracht met God en zijn liefde. En zo krijgt de heiligheid weer de plaats in ons leven die het verdient. Ik wens ons allen in die zin een zalig Allerheiligen.
NIEUWS
Sint-Petrusbasiliek Boxtel
Sint-Willibrorduskerk Esch
Sint-Theresiakerk Lennisheuvel
Sint Jans Onthoofdingkerk Liempde