De lezingen staan vandaag in verband met het onderricht aan de doopleerlingen die in de paasnacht gedoopt zullen worden. Jezus wordt verkondigd als bron van levend water.
Eerste lezing: Over tocht van Joodse volk door de woestijn. Ze hebben dorst. God geeft hun op wondere manier water: Mozes moet daarvoor op de rots slaan. St.-Paulus zal later zeggen: die rots is een beeld van Jezus, die ons verkwikking geeft in de woestijn van ons aardse leven. Dat sluit aan bij een ander beeld dat we vinden in het evangelie van Johannes. Als Jezus gestorven is op het kruis, dan komt een soldaat die zijn zijde doorsteekt en dan komt er bloed en water uit. Dat is een symbool van de stroom van genade die tot ons komt vanuit het hart van onze Verlosser.
Maar laten we vooral kijken naar het evangelie. Jezus is daar in gesprek met een Samaritaanse vrouw. Dat is bij een waterput die er ook nu nog is bij de stad Nablus. Die put herinnert aan de aartsvader Jakob, stamvader van de 12 stammen van Israël. Maar er is ooit een scheiding gekomen tussen die stammen, dat gebeurde na koning Salomon. Tien stammen hebben zich afgescheiden en die hebben een eigen heiligdom opgericht in Samaria, zodat ze niet meer naar Jeruzalem hoefden te gaan naar de tempel. Dat werd oorzaak van een diepe scheiding en onenigheid onder het volk van Israël. Die tegenstelling tussen Joden en Samaritanen komen we op meerdere plaatsen in het evangelie tegen.
De Samaritaanse vrouw is heel verwonderd dat Jezus haar aanspreekt en haar zelfs een kleine dienst vraagt: Geef Mij te drinken. En iets verderop brengt zij dan het twistpunt ter sprake: Op welke plaats moeten wij God aanbidden: hier vlakbij of in Jeruzalem?
Natuurlijk kiest Jezus als Jood voor Jeruzalem, maar tegelijk zegt Hij zo ongeveer dat die plaats binnenkort niet meer zo belangrijk zal zijn. Het gaat er vooral om dat we de Vader aanbidden in geest en waarheid. Het gaat in onze aanbidding van God niet op de eerste plaats om de uiterlijke omstandigheden. Maar onze aanbidding moet voortkomen uit ons hart, uit onze liefde. En Jezus belooft van zijn kant om ons levend water te geven, dat is iets anders dan wat er uit de kraan komt.
Het is een prachtige tekst voor vandaag nu hier de kerkdeuren gesloten zijn en nu u wordt uitgenodigd om thuis aan God de eer te brengen die past bij de zondag, de dag van de Heer.
We zijn allen mensen van vlees en bloed en voor de beleving van ons geloof hebben we graag houvast aan uiterlijke tekenen. Daar is niets mis mee, integendeel. Jezus zelf heeft ons de sacramenten gegeven die verbonden zijn met tastbare dingen. Voor het doopsel en de Eucharistie zijn dat water, brood en wijn. Het is een weldaad als we van die tekenen gebruik mogen maken. En er zijn heel veel meer stoffelijke tekenen die ons helpen in onze godsdienstige beleving. In het kerkgebouw zijn die volop aanwezig: wijwater, kaarsen, knielbanken, samen zingen en elkaar de vrede wensen.
Maar vaak hebben christenen die tekenen ook moeten missen: als ze op reis waren, bij ziekte, in gevangenschap, met name in tijd van vervolging. En juist in die omstandigheden zijn er ervaringen geweest van een sterke nabijheid en hulp van God. De Heer is niet gebonden aan uiterlijke tekens, ook niet als Hij die zelf heeft ingesteld.
Bij de maatregelingen die er genomen zijn rond het coronavirus worden veel vragen gesteld. En met name wordt ook gevraagd of er geen gebrek is aan geloof. Waarom zijn bij voorbeeld de wijwaterbakken achter in de kerk leeg gemaakt? Moeten we niet juist dat wijwater gebruiken als middel tegen het kwaad? Ja, dat is wel waar. Maar we mogen niet vermetel rekenen op allerlei wonderen. God vraagt ook dat we met menselijke voorzichtigheid omgaan bij deze tekenen. Dat geldt ook voor het communiceren. Als een virus zich hecht aan de H. Hostie of aan de kelk, dan wordt die niet door een wonder onschadelijk gemaakt.
Maar laten we hopen en bidden dat er spoedig geen reden meer hoeft te zijn voor al onze voorzichtige angstvalligheid.